Paul Claes
De vreemdeling
De vreemdeling
Hij was hier in dit donker huis te gast,
maar voelde zich vergeten en verweesd.
Afwezig schuifelde hij op de tast
rond in de schemerwereld van zijn geest.
Geen van de anderen toonde zich verrast
toen hij vertrok te midden van het feest
waarop hij niemand was tot lust of last.
Het leek wel of hij er nooit was geweest.
Hij liep tot hij het helder huis zag staan
dat zich verborgen had achter een bocht.
Op het bordes vond hij de voordeur dicht.
Een vrouw verscheen. Ze vroeg hem wat hij zocht.
Hij zweeg. De deur was half opengegaan
en stond stil tussen duisternis en licht.